Amsterdamse marktondernemers moeten meer ruimte krijgen om zich aan te passen aan de voortdurend veranderende omstandigheden. De gemeente moet ze daarom meer betrekken bij de ontwikkeling van het toekomstige marktbeleid, vindt Erik Schmit. Hij is namens D66 lid van de stadsdeelcommissie Amsterdam-Zuid en betrokken bij het stedelijke marktbeleid. Dat meer ruimte voor de ondernemers zijn vruchten afwerpt, kun je zien op de markten die ‘op afstand staan’ – de niet-gemeentelijke, particuliere markten.
De coronacrisis liet nog eens extra zien hoe kwetsbaar de markten eigenlijk zijn, zegt Schmit. ‘Je ziet een sterke ontwikkeling naar online, versterkt door corona. Als stad moeten we open staan voor nieuwe, innovatieve businessmodellen. De opkomst van discounters maakt het er niet makkelijker op voor marktondernemers. Dat kan ook een negatieve impact hebben op de leefbaarheid en buurteconomie. En nu we steeds meer online bestellen, is er extra reden om de situatie op de Amsterdamse markten nauwlettend in de gaten te houden en zoveel mogelijk met partijen in gesprek te blijven.’
Concurrerende positie
In de concurrentie met discounters en grote online aanbieders moeten de markten hun eigen positie verwerven. De gemeente moet de marktondernemers daarom de ruimte bieden om zich aan te passen, vindt Schmit. ‘Ik ben ervan overtuigd dat ondernemers zelf het best weten hoe ze dat moeten doen. Dat moet je ze niet opleggen. In de praktijk van de Albert Cuypmarkt zie je op veel dagen geen volledige bezetting. Daarom moet je streven naar een markt die succesvol is voor bewoners, bezoekers én ondernemers.’
Schmit vindt dat je een schijntegenstelling creëert als je de belangen van die drie ‘partijen’ tegenover elkaar stelt. ‘Als je daar een te rigide keuze in maakt, kun je geen succesvolle grote markt draaien. Wel moet je gezamenlijk de identiteit van je markt bewaken en voorkomen dat die een aaneenschakeling van stroopwafeltenten wordt. Daarom moet je júist alle drie de doelgroepen meekrijgen; een lokale markt is ook interessant voor bezoekers en een diverse markt is interessant voor ondernemers. Die driehoek is niet tegenstrijdig, maar versterkt zichzelf.’
Voor een eerlijke concurrentiepositie moet je volgens Schmit de regelgeving rond de markten nog eens flink tegen het licht houden: in hoeverre past die nog bij de markt van nu? De verplichte aanwezigheid van de marktondernemer op de kraam is hem bijvoorbeeld een doorn in het oog. ‘Die geldt niet voor winkeliers. Er zijn marktkooplui die ook een succesvolle webshop runnen en daarvoor inkopen moeten doen bij de groothandel. Misschien zijn die regels op hele logische gronden historisch zo gegroeid, maar je moet die regelgeving wel goed blijven afstemmen.’
Betrekken bij beleid
De markt zal altijd aan snelle veranderingen onderhevig zijn, verwacht Schmit. Dat flexibiliteit en een goed aanpassingsvermogen bijdragen aan het succes van een markt, bewijzen particuliere markten als Reuring op IJburg, de zuiderMRKT en de nieuwe Zuidas Markt. En je moet ze bij het beleid betrekken; zij weten het best wat er moet gebeuren. Nu heeft een marktkoopman van de Albert Cuyp nog te maken met aanzienlijk meer regels dan een retailer op, bijvoorbeeld, de Van Woustraat.’
“Op de Albert Cuyp heb je nu drie jonge ondernemers uit Marokko die olijven en humus verkopen. Misschien kunnen die wel een winkel openen.”
Vooruitlopend op de ‘markt van de toekomst’ wijst Schmit op het belang van meer zitplaatsen op de markt. ‘De retail wordt steeds meer een beleving, of een uitje. Dus als mensen naar de markt komen, moeten er terrassen zijn om even een kopje koffie te drinken voordat je verder gaat winkelen. Ook is het voor een markt als de Albert Cuyp belangrijk dat er een partij komt die online bezorging van de markt voor zijn rekening neemt. Er bestaan al apps die die link met online mogelijk maken. Dat is van groot belang voor de toekomst van de Amsterdamse markten.’
Meer experimenten
Daarnaast maakt Schmit zich hard voor meer experimentele zones voor nieuwe ondernemers, zodat er ruimte ontstaat voor nieuw elan op de markt. ‘Bied ondernemers de kans om gedurende een flinke periode te experimenteren. De markt kan ook een broedplaats zijn voor nieuw ondernemerschap. Je kunt er met relatief lage kosten je bedrijfje beginnen en misschien wel doorstromen naar een eigen winkel of restaurant. Vergeet niet dat de markt één van de weinige retailplekken is waar de ondernemer nog in direct contact staat met de klant.’
Die ruimte voor nieuwe ondernemers moet wel hand in hand gaan met bestaanszekerheid voor ondernemers die al tientallen jaren op de markt staan, zegt Schmit. ‘Die hebben recht op een plek én de eerste keuze om aan te geven waar ze willen staan. Behoud het goede en geef ruimte aan verandering. Je moet zorgen dat ook de vertrouwde marktkooplui goed terechtkomen. Juist met die goede mix van oud en nieuw kom je het best tot een diverse markt met voedsel en drank én huishoudelijke apparaten én kleding.’
Aansluiting met winkels
Juist die passie voor de eigen nering maakt de markt uniek, meent Schmit. ‘Die zie je toch minder snel bij de filiaalhouder van een drogisterijketen. Wel is het cruciaal dat je aansluiting blijft vinden tussen de winkels en de markt. Zorg bijvoorbeeld dat de winkels ook een kraam voor de deur kunnen hebben. Op die manier sluit het hele winkelgebied beter op elkaar aan.’ Die diversiteit is wat Schmit betreft juist dé sleutel tot succes, ook tussen markten onderling. ‘We moeten zorgen dat er een mooie toekomst is voor alle Amsterdamse markten. Maar wel iedereen op zijn eigen terrein.’